TIENDE LEZING TER ‘VERDEDIGING VAN DE POËZIE’
Leden van de Stichting Poetry International
Mededichters
Dames en heren,
Omdat ik begin te kalen, houd ik mijn lauwerkrans op terwijl ik u groet. Klio, muze van de geschiedenis, glimlacht naar me en blijft dat hopelijk doen tot ik deze tiende Lezing ter Verdediging van de Poëzie heb afgesloten. Ik ben Klio hiervoor dankbaar en ik beloof als eerbewijs aan haar een vette ram te slachten als ik deze taak heb volbracht. Daarom vraag ik, Klio, laat mij uw werktuig zijn tot de taak is vervuld.
1.
Muzen en alle beschermers van de scheppingsdrang, maak deze poëtische stad Rotterdam tot uw woonplaats voor de duur van dit festival. Wij zijn er zeker van dat Kalliope, uw zuster en muze van de epiek, in de nabijheid zweeft en klaar staat om mij vleugels te geven om naar epische hoogten op te stijgen. Wij bidden Erato, uw zuster, die de meeste lyrische dichters en schrijvers van liefdespoëzie gezelschap houdt, om hen niet alleen te laten. Wij hebben liefde even nodig als tevoren en goede lyriek omdat onze oren anders stokdoof zullen worden. Euterpe moet de muziek in de poëzie tot leven wekken; de muziek die barbaarse Amerikanen door de mangel hebben gehaald door Franse rijmelaars na te lopen, die de poëzie van Afrikaanse houtsculpturen verkeerd begrepen hadden. Het zou voor uw rijk beter zijn geweest als Ezra Pound het niet geschonden had. Terpischore, uw zuster en muze van dans en zang, kan zich nog steeds handhaven. Vooral in onze idyllische streken. Met Polyhymnia gaat het slecht. Het gevoel voor het heilige is verloren of gaat verloren. Hoe kan poëzie worden geschreven die de deugden en de heiligheid van goden en mensen prijst, zonder begrip voor het heilige – het ene heilige, heiligheid – ? Met Melpomene – muze van de tragedie, gaat het ook niet goed. Hoe kan er sprake van tragedie zijn zonder een algemeen aanvaarde definitie van het heilige, van de eervolle daad en zaak, van wat gedaan of niet gedaan, gebruikt of niet gebruikt kan worden? Het tragische kan alleen in ware, religieuze zin worden bepaald. Zonder universele normen, zonder overeenstemming over wat goed en wat slecht is, heilig of onheilig krijgt men de ideeën van genadeloze ambtenaren over de ‘juiste’ en de ‘onjuiste’ wijze om iets te doen. Dan is er geen ‘goed’ of ‘kwaad’, geen ‘linkse’ (neem mij niet kwalijk, linkshandigen) en geen ‘gewone’ daad. Het zijn de huichelaars die Julius Caesar, ‘terecht’ of ‘onterecht’ volgens geschreven of ongeschreven handboeken, hebben neergestoken. Een vervalsing van de wetenschappelijke methode. Misschien is dat de tragedie van onze tijd: het ontbreken van een alom aanvaarde definitie van tragiek. De betekenis van de poëtische tragiek is volgens mij nu belangrijker dan de betekenis van wat voor de religie heilig is. Het leven van Oedipus onderricht; dat van Job stoot af. Wat Thalia betreft zijn wij in de stad van haar meest beroemde zoon: Erasmus. Hij zag het leven als een reeks van zotheden en schreef een loflied op de deugden van de zotheid! Niets is komischer dan een kerkvader die een boek schrijft dat zijn landgenoten en de wereld vertelt het leven niet al te ernstig te nemen: alles is zotheid, komedie. Die stellingname is, volgens mij, te verkiezen boven die van de zelfbewuste Dante Alighieri en zijn gebrekkige, zwartgallige Goddelijke Komedie. Als de liefde voor God iemand het recht geeft om vijanden in het vagevuur te stoppen en er vervolgens naar toe te gaan om zich te verlustigen aan hun lijden, dan is de betekenis van de komedie te veel opgerekt. Maar als de tragiek niet herkenbaar is, dan dwaalt men rond in een wereld van morele onzekerheid. Er zou misschien een tijdelijke muze moeten zijn voor de tragikomedie. Ieder van ons streeft naar tragiek, naar het individueel tragische, maar als die inspanningen als komisch worden gezien of uitgelegd, dan wordt tussen de bedoeling en de uitvoering en de uiteindelijke receptie een nieuw ondier geboren – de tragikomedie! Als hij geluk heeft.
Misschien moet Urania, muze van de sterrenkunde, ons inspireren om het wezen van de schepping te begrijpen: het ontstaan van de elementen water, licht, aarde en lucht; de sterren, de maan, de zon. De seizoenen. In het kort, de kosmologie, het heelal – met al wat tot de astronomie behoort – en het leefmilieu. En het kleine plekje van de mens daarin: de mens die zichzelf zo verheft dat hij trots is op de producten van zijn geest. Het zout in zijn bloed komt uit de zee. Hij heeft een navel, maar geen vroedvrouw toont hem de navelstreng die hem met het heelal verbindt. Hij heeft de goden ontmaskerd en ontdekt dat zij door wijze mannen uitgevonden zijn en door dichters uit het verleden zijn geschapen. Geesten die zich ervan bewust waren geworden dat de onbeperkte geest, het onbelemmerde intellect een gevaar is, ook voor zichzelf! Dus zeggen zij: het heilige was welbewust met God in het midden geschapen om de mens geestelijk gezond en op zijn plaats te houden. Wegdwalen van dat denkbeeld is tragiek.
2.
Dierbare poëzieminnaars, de oude Grieken hebben in hun kosmisch onderzoek astronomische hoogten bereikt. Zij wisten dat het verstand van de mens tot zijn ondergang zou kunnen leiden. Dus was het beter om de mens van tevoren te vertellen dat hij op eigen kracht niet veel zou bereiken. Boven in de lucht, op bergtoppen, in diepe oceanen, enzovoort, in verre plaatsen, hoog en diep, wonen buitengewone machten die bereid zijn mensen met artistieke gaven, van wie zij houden, te helpen om in hun naam en onder hun controle en bescherming, bijzondere producten voort te brengen. In ons domein van de creativiteit heb ik de negen godinnen of muzen, die over de aangegeven negen domeinen van de creativiteit heersen, genoemd. Zij waren allen dochters van de Griekse Oppergod Zeus en zijn vrouw Mnemosyne.
Wanneer deze negen muzen geen drukke bezigheden hebben, zoals het Poetry International Festival in Rotterdam, wonen zij op de Parnassus. Die woonplaats delen zij met Apollo, beschermer van de scheppingsdrang, vooral van de profetie. Is hij op iemand gesteld dan zorgt hij ervoor dat zijn profetieën worden geloofd, zoals die van Tiresias. Zo niet, dan kunt u nog zo uw best doen, maar men gelooft uw voorspelling evenmin als de profetieën van Kassandra. Apollo schenkt ook creativiteit in de muziek, de dichtkunst, de zon (als onderdeel van de sterrenkunde) en de geneesmiddelen. De god die tot creativiteit aanblaast zou er goed aan doen met medicijnen te komen, om degenen die ziek worden door hun scheppingsdrang te verzorgen of te genezen.
Ik denk ook dat de Griekse dichters van mythen geloofden dat de geestelijke scheppingsdrang te belangrijk is om alleen aan Apollo, of aan de muzen over te laten. Bovendien zijn de zon en de profetie zo ingrijpend dat zij eigenlijk tot het actiegebied van de mensen zouden moeten behoren. Luister naar wat die arme Kassandra overkwam!
Er waren ook arena’s – ik weet niet wat wreder is: gladiatoren tegenover hongerige leeuwen of tegenover medemensen? Het rampzaligst waren mogelijk de geïnspireerde mensen die zich in arena’s of sportzalen mentaal wapenden voor zij naar het veld van Ares gingen. Als u meent dat mensen met woorden minder dodelijk waren dan boksers, denk dan aan de Romeinse generaals: Pompeius, Caesar, Brutus, Cassius, Antonius! Of aan Cleopatra.
Vindt u het bovenstaande poëtisch, dan is dat toe te schrijven aan de muze van de tragische poëzie. Maar omdat zij historisch zijn, wil ik hen voor Klio opeisen. Dat is de muze die het hart van een generaal bijzonder bloed laat pompen als hij een historische daad verricht. Of het paard van Klio al dan niet moet worden gehinderd, laat ik over aan degenen die onder historische daden hebben geleden. De historische held rijdt met een op scherp gezet paard over de overwonnenen. Volgens de slachtoffers moet de ‘held’ naar Den Haag worden gestuurd!
Nu wij met of door de Grieken beseffen dat onze gaven niet ons eigendom zijn: wat is er om te verdedigen? Wat hebben wij aan poëzie voortgebracht die het waard is om te verdedigen? Draag ik een lauwerkrans omdat ik onder de bescherming sta van Klio, muze van de geschiedenis, de geschiedenis die met het zwaard in de rechterhand verwoest en links de wetenschap steunt om gereedschap voor de oorlog en de vooruitgang te maken; zou ik niet iets moeten zeggen dat historisch zinvol is? Wat zou dat moeten zijn? Zou het niet als volgt zijn: laten wij de idee van poëtische creativiteit en van alle, volgens de Grieken, geïnspireerde creativiteit opnieuw onderzoeken? Laten wij onze knelpunten met de Grieken tot hen herleiden of bewust van hen verschillen omdat wij andere en, mogen wij hopen, betere en meer voldoening gevende grondgedachten voor kunst en creativiteit hebben gevonden? Als ik niet in uw intellectuele vermogens zou geloven dan zou ik de laatste zin hebben herhaald. Vraagt dit niet om een archeologische zoektocht door de eeuwen heen naar de laag van drieduizend jaar geleden toen de Grieken bewust hun ideologische wereld schiepen; de ideologisch mythische, de mythische religieuze wereld? En moeten wij, voor de duur van onze zoektocht, geloven in wat de Grieken geloofden? Met inbegrip van datgene wat het Christendom, de Islam en het Rationalisme nu ‘bijgeloof’ noemen. Anders maken wij William Shakespeare belachelijk. Als u niet gelooft in de magische handschoen die Othello van zijn moeder kreeg – heeft het stuk Othello dan nog betekenis? En als u niet in rondwandelende geesten gelooft, zijn de moorden van Hamlet dan nog zinvol? Wij moeten een beetje bijgelovig zijn om de schepselen te begrijpen die de dochter van Mnemosyne door middel van onze medemensen het licht deed zien. Omdat wij nog steeds bijgelovig zijn, brandt de Katholieke Kerk wierook om de duivel te verdrijven. Daarom stenigen Moslims de duivel op de laatste dag van de Hadj. Wij kunnen Hamlet niet opzij schuiven, wat we ook van de hedendaagse Denen denken, of van Oedipus, of van de hedendaagse Grieken.
Soms ben ik begaan met de diep religieuze mensen uit het Zuiden van de Verenigde Staten die de evolutieleer afwijzen. Hoe kun je zowel geloven in de goddelijke schepping als in de evolutieleer van Darwin als je geen profeet hebt die de schepping volgens het boek Genesis kan herzien? Soms ben ik ook begaan met de Indische Hindoes aan wie verteld werd dat de mens op de maan was geland. ‘Welke maan?’, vroegen zij, ‘en wat willen zij daar doen? Ze hebben niet veel voor ons op deze planeet gedaan’ Zijn wij misschien de domeinen van belangrijke godinnen vergeten? Van Polyhymnia bijvoorbeeld, waardoor zij geen instrument vond om vernieuwers van ‘heilige poëzie’ te inspireren tot het vernieuwen van Genesis.
Zonder een religieuze achtergrond of zonder geloof kan nooit iets groots worden geschapen. Een levende schepping, die leven heeft dat leven beschermt: dat een aureool heeft. Zoals één van de heilige dichters zei, als je geen geloof hebt, kun je alleen maar lange neuzen trekken. En zoals een andere morele dichter zei: de vreze Gods is het begin van wijsheid. Let op – alleen maar het begin.
Ik heb u langs het archeologische pad omlaag geleid. We hebben diep in de geest gegraven, laag na laag, naar artefacten die door de menselijke geest in Griekenland vervaardigd zijn. Ik wil stilstaan bij de laag waar de meester van alle meesters, de laureaat der laureaten, de alziende dichter Homerus werkte, die ons twee magische artefacten naliet: de Ilias en de Odyssee.
Ik heb talloze boeken doorgebladerd maar nooit ben ik beloond met informatie over wat er gebeurt als een dichter de muze heeft aangeroepen. Zit hij dan met papier op tafel en een ganzenveer in de hand naar de muur te staren tot de muzen komen en hem inspireren? Ik weet dat de Kukuruku-koppensnellers ’s nachts op de Fly-rivier in Papua-Nieuw-Guinea roeien en met een brandende lantaren in de hand krokodillen roepen – of hypnotiseren – om te komen doden. Doen dichters iets dergelijks om hulp van de muze te krijgen?
Ik weet dat Alexander Pope er prat op ging dat toen hij zijn broek ternauwernood kon vastknopen, hij al enkel- en meervoud gebruikte. Want Alex was een wonderkind. En in de muziek – en in berijmde poëzie – zijn er genieën, wonderkinderen, zoals Wolfgang Amadeus Mozart. Ook de wiskunde kent wonderkinderen, vooral van het Indische subcontinent. De meesten van ons moet de muze bijstaan.
De sfinx van Thebe stelde een heel eenvoudige vraag aan allen die meenden dat zij slim waren. Het betekende de dood voor wie verslagen werd. Oedipus kwam en hij vond het raadsel zo gemakkelijk dat hij het antwoord gaf. Daarop sprong de sfinx in zee en liet hem alleen om zich met ingewikkelder raadsels bezig te houden. Het schepsel dat ’s morgens op vier voeten loopt, ’s middags op twee en ’s avonds op drie is de mens. Het was niet als een moeilijke vraag bedoeld, het was bespiegelend. Voor iemand die zelfonderzoek doet: ken uzelf!
Laat Aristoteles komen om ons te vertellen welke kwaliteiten personen geschikt maken voor een tragisch drama: koningshuizen, hooggeplaatste personen enzovoort. Als hij het ‘tragisch gebrek’ en ‘bazige natuur’ niet had genoemd, dat had ik zijn notities weggemikt.
Ik heb u uitgenodigd om met mij terug te gaan, naar de tijd dat Homerus zijn Ilias en zijn Odyssee schreef. Homerus in zijn epiek, zowel als Sophocles in zijn tragische poëzie, waren meesters in het tekenen van karakters. Aangezien toneelstukken en romans en epiek moeten voortbewegen, de gebeurtenissen voortgang moeten hebben, moeten er personen zijn die van nature of door handelingen andere acties of reacties oproepen. De Grieken wisten ervan. Het was gemakkelijker om de bal aan het rollen te brengen dan hem te stoppen. Soms heb je toch wel goddelijk ingrijpen nodig om het stuk tot staan te brengen.
In de verwachting dat u uw Ilias en Odyssee kent, ga ik verder volgens de werkgroepmethode. Ik doe het, maar u gaat met mij mee bij dit weerzien.
Koning Menelaos van Sparta, een bondgenoot van Agamemnon en diens koninkrijk in Achaia, had een mooie vrouw, Helena. Het echtpaar ontving graag bezoek. Toen kwam een jongere, knappere bezoeker uit een tegenoverliggend dorp langs, Paris. De niets vermoedende echtgenoot, zonder enig bedrog in zijn hart, liet de twee alleen. Er bloeide iets tussen zijn vrouw en de gast.
Helena, dochter van Zeus, door hem in de gestalte van een zwaan bij een sterfelijke vrouw verwekt, was onvergelijkbaar mooi. Handelt zij naar menselijke wetten of naar die van een God of een zwaan? Beoordeelt u haar volgens menselijke wetten? In elk geval stemde zij erin toe om met de gast te vluchten. De eerste dichterlijke handeling die alles in beweging zette: Helena verlaat haar echtgenoot en loopt weg met de gast.
Paris is mooi, jong en grillig. Maar hij breekt de regels van de gastvrijheid en loopt weg met de vrouw van de gastheer. Wat is erger: het breken van de regels van gastvrijheid door Paris? Of het plegen van echtbreuk met een gast door Helena? Oordeel terwijl we verder gaan.
De bondgenoot van Menelaos is koning Agamemnon van de staat Athene. Hij was een kundig staatsman, een heerser, die zijn volk en zijn bondgenoten stevig in de hand had. De eer van het Achaeische huis stond op het spel. Er was iets verkeerds gebeurd. Er moest een juiste handeling op volgen. Helena, de vrouw van Menelaos, moest naar hem worden teruggebracht. Misschien werd hij geïnspireerd door Klio. Hij was zich bewust van de plaats van zijn handelen voor de Griekse geschiedenis. Hij vormde een leger voor de oorlog.
Tien jaar lang bleven zij aan hun kant van de zee. Er stak geen wind op om de soldaten naar Troje te brengen. Toen iedereen vermoeid was geraakt, moest iets worden gedaan. De waarzegger vertelde dat de God die over de winden heerst, voor het hem aangedane onrecht tevreden gesteld moet worden: de derde dichterlijke handeling wordt voltrokken. Agamemnon offert zijn dochter. De winden waaien en hij vaart naar Troje.
In de eerste gevechten hebben de Grieken succes. Zij maken slaven, veroveren buit en verdelen die onderling. Achilles, de speerwerper van Griekenland, doodt de meesten. Een mooi, gevangengenomen meisje, Kassandra, komt hem toe. Maar koning Agamemnon neemt haar voor zichzelf. Hij is koning en hij krijgt van alles het eerste. Achilles zegt nee. Door de kracht van mijn armen heb ik haar veroverd.
In de volgende gevechten verslaan de Trojanen de Achaeërs. Achilles trekt zich terug en mokt in zijn tent. Hij blijft in het kamp en koestert zijn wrok. Patroklos, zijn vriend en mogelijk zijn minnaar, trekt de wapenrusting van Achilles aan, neemt zijn wapens op en trekt ten strijde. In het begin heeft hij veel succes, maar de wapenrusting van Achilles is te zwaar voor hem. De Trojanen ontdekken wie hij is en doden hem. Patroklos had een dichterlijke beslissing genomen. ‘De onzen zijn belangrijker dan de mijne.’
Omdat zijn vriend was gedood, staat Achilles op en trekt zijn wapenrusting aan om de Trojanen te verslaan. Achilles wist dat hij onsterflijk was behalve aan zijn hiel. Hij wist ook dat hij voorbestemd was jong te sterven. (Net als Wolfgang Amadeus Mozart.) Maar hij was bereid om het heelal als een meteoor in brand te steken en de hemel rood te kleuren. Toen hij ten strijde trok had hij zichzelf al opgeofferd. Voor Achilles zijn ‘ik’ en ‘mijn’ belangrijker.
Nadat Achilles Hektor had gedood, bond hij hem aan zijn wagen en sleepte zijn lichaam over het slagveld. Dit was heiligschennis waar God noch mens van houdt. Laat degenen aan wie het lichaam toebehoort het begraven met alle rituelen die aan een dode verschuldigd zijn. Afrikanen weten dit. Als je de doden onteert, ben je gek en is je ondergang nabij.
3.
De Trojaanse vesting viel niet omdat Achilles Hektor had gedood en ook niet nadat hij hem gedood had. Voor Homerus, of de Homerische dichters, is er iets dat uitstijgt boven de macht van de koning: de militaire kracht van zijn strijders. Maar een sterke strijder is niet het eind van alles. Anders was het succes van Achilles op het slagveld genoeg geweest. Er is een derde krachtbron: list en geslepenheid. In de ommuurde stad Troje moest een bres geslagen worden. Maar hoe?
Odysseus, de geslepen soldaat, had waanzin voorgewend om niet aan de oorlog mee te hoeven doen, tot men zijn pasgeboren zoon Telemachus neerlegde op het pad dat de ploeg zou gaan. Als Odysseus, die zout zaaide, werkelijk gek was, dan zou hij zijn zoon met de ploeg doormidden snijden. Dat deed hij niet.
Het laatste gevecht om Troje kwam nu in de handen van de man die over een grote trukendoos beschikte. Odysseus kwam op de gedachte een paard te maken. De Trojanen die door het hele gedicht heen ‘paardentemmers’, ‘paardentrainers’ worden genoemd, vielen voor de truc. Zij dachten er zelfs niet aan het paard buiten de muren open te maken.
De oorlog eindigt. Menelaos krijgt zijn vrouw terug. Het recht geschiedt. Paris wordt schadeloos gesteld met de eer Achilles, de Griekse held, te mogen doden. Koning Agamemnon keert naar huis terug met zijn profeterende vrouw Kassandra, een profetes die haar eigen dood voorziet maar niet in staat is om er iets aan te doen. Dan vindt een volgende dichterlijke handeling plaats. Koningin Klytaemnestra, de moeder van de geofferde dochter, had een minnaar genomen. Beiden wachtten Agamemnon en Kassandra op om hen te doden.
Na de verwoesting van Troje varen de overlevenden van die stad naar Rome om het Romeinse Rijk te stichten. Aeneas, de Trojaanse tegenhanger van Odysseus, wordt één van de grondleggers van Rome.
Odysseus, aan de andere kant, reisde langs de eilanden en stranden van de Middellandse Zee. Toen hij eindelijk thuiskwam, ontdekte hij dat zijn vrouw heel geraffineerd de mannen had afgescheept, die niet aan de oorlog hadden deelgenomen maar thuis waren gebleven en zich lieten verwennen door de vrouwen van wie de mannen ten oorlog waren gegaan of vermoedelijk gestorven waren. Hij, zijn zoon Telemachus en zijn herders doodden al deze mannen, als gerechtelijke straf. Elke reisorganisatie in Griekenland zou de Odyssee als reisverhaal op de markt moeten brengen.
Poëzie: of u nu een geboren dichter bent, een bevoorrecht kind van de muzen, of omdat u poëzie wilde schrijven, uzelf oefende en beloond werd met een hoeveelheid dichterlijk inspiratie, ik ben er zeker van dat u moet doorgaan, anders zal de muze u verlaten. Men zegt dat de Afrikaanse koningstrommels ernaar verlangen om te worden geslagen, om naar de dansarena te worden meegenomen om bespeeld te worden. Als ze lang onbespeeld zijn dan slaan ze zichzelf. Als dat gebeurt dat moet je heel snel een rituele dans houden of er zal iemand sterven. Dan wordt er minstens een week op de trom geslagen.
Misschien is dwangmatigheid de natuur van de muzen en van hun taken? Misschien kan de geïnspireerde dichter niet anders dan dwangmatig, koppig en openhartig zijn? Omwikkeld door zijn waanzin!
Daar is de dichter en de poëziebezwangerde handeling. Kunt u dichter zijn zonder het vermogen die gelegenheid te herkennen? Had de Ilias geschreven kunnen worden indien:
(a) Paris niet de gelegenheid had aangegrepen om de vrouw van de gastheer te verleiden? Bekijk het van de andere kant, als er geen Helena was geweest die de zeden schond door zichzelf aan haar gast beschikbaar te stellen. Als zij was begonnen? Want dat ogenblik en de daarop volgende schaking zijn de poëziebezwangerde moeders van alle verdere ontwikkelingen die tot de verwoesting van Troje leidden.
Had Menelaos poëzie in zijn hart? Die belangrijke koninklijke figuur, die niets vermoedde omdat hij zich niet kon vergissen. Veroordeeld tot een mooie vrouw, was hij niet de uitgelezen persoon om te worden bedrogen? Koning Agamemnon deed zijn plicht door een leger bijeen te roepen.
(b) het poëziebezwangerde moment niet was gekomen waarop Agamemnon zijn dochter moest doden om de wind te laten waaien? Zoals we al hebben gezegd, hij, de leider van de natie, had zijn vrouw zo kwaad gemaakt dat hij bij zijn terugkeer werd vermoord omdat hij hun enige dochter had gedood. Is het niet zo dat elke handeling die voor Moeder Aarde een gruwel is, wordt bestraft? Vroeger of later? Hangt het zwaard van Damokles niet boven het bed van zijn meester? Klaar om te vallen? De hand kiezend die zal toesteken.
Doden in oorlog was de sterke kant van Achilles. Maar voor de Grieken van die tijd stond de sterke arm ten dienste van de koning, van het land. De koning nam als eerste van elke buit.
Patroklos, een sterfelijke pretendent op de troon van Achilles, ging naar het slagveld. Onder ons dichters, wie zijn de Achillessen – of de Mozarts? Wie zijn de Patroklossen? De Salieri’s? Degenen die doen wat zij kunnen maar weten dat zij niet eersterangs zijn? Die zorgvuldig moeten zoeken naar het meest gelegen poëziebezwangerde moment voor een beetje glorie?
Achilles of Mozart, Keats of Shelley. Zij bloeiden jong en stierven jong. Misschien wel beter zo. Of ze worden langdradige Poloniussen zoals Alexander Pope, of Lord Alfred Tennyson. Als je niet zeker van je positie was dan zocht je de dood door naar de slagvelden van Griekenland te gaan, of naar Irak vandaag de dag. Lord George Gordon Byron zocht een vroege dood nadat hij tot hofdichter van de rokkenjagers was gekroond.
Hij die een dodelijke hiel had, of was het de pees? – toen hij ten strijde ging om zijn vriend te wreken, wist hij al dat hij op zijn schild zou terugkomen. (Dode Griekse soldaten werden op hun schild van het slagveld gedragen.) Wat zijn laatste gevecht zou zijn, maakte hem dronken. Dronken van bloed. Hij droeg zijn wapenrusting maar kort. Het overige van de handeling was een schouwspel om te worden bezongen, om herinnerd te worden, voor gedichten: het gemok van Achilles. De laatste oorlog van Achilles.
Dat hij het lijk van Hektor over het slagveld sleepte is een bewijs van zijn waanzin. Het overschreed de fatsoensnormen. Zeker, u was op het slagveld, bezig mensen te doden, maar er zijn regels, regels vastgelegd in de conventies van onze en van andere tijden, die u in ere houdt, in het belang van de mensheid zo niet van de Goden. Zelfs als u niet in Goden gelooft. Draai de Goden uw rug toe als u dat wenst, maar geef uw volle aandacht aan de mensen. Daarvoor zal God u vergeven.
Dan komt de verteller, de meester van de intrige. Tussen de Engelse bedenker van intriges, Charles Dickens en de Russische Fjodor Dostojevski vind ik het niet gemakkelijk om te zeggen wie de intrige van het Trojaanse paard van Odysseus ook bedacht zou kunnen hebben. Vanwege de grappige momenten neig ik naar Dickens. De intriges van Dostojevski zijn te duister.
Is het ooit bij u opgekomen dat de Trojanen het paard hadden kunnen onderzoeken voor het naar binnen te halen? En dat de soldaten erin gedood zouden zijn? Er zijn spreekwoorden tegen het in de bek kijken van een gegeven paard. Maar het spel had lang genoeg geduurd en moest eindigen. Dus laat de Trojanen, ‘de paardentrainers’ hun reuzenspeeltje halen – het Houten Paard, achtergelaten door hun weggetrokken vijanden. De Trojaanse fascinatie voor paarden was hun nationale achilleshiel.
4.
Dit is misschien een goede plaats voor mij om te stoppen en nog enkele slotopmerkingen te maken. De beste poëzie is volksepiek. En de volksepiek van de wereld, vooral de Ilias en de Odyssee door Homerus, de Indische Mahabharata, de Finse Kalevale en het Duitse Nibelungenlied verdienen studie en een antwoord van elke generatie in elke cultuur en in elke taal. Het zijn geen scheppingen van één persoon en ook niet van één generatie. Zij dragen het gewicht van de collectieve scheppingsdrang van een volk over de plaats van de mens in de wereld. Het is niet onwaar te zeggen dat zij de moeder –Mnemosyne – van alle muzen zijn, alle andere of latere scheppingen, te beginnen met Kalliope de kampioen van de epische poëzie.
Ik kijk links en rechts, naar voren en naar achteren en zie geen nieuw episch gedicht voor onze tijd. Ik, vandaag de lievelingszoon van Klio, vind het moeilijk om deelpoëzie te verdedigen. Waar zijn de alles omvattende gedichten die de mens zijn plaats zullen geven tussen de Goden en zijn zwakkere natuur, tussen mens en dier. De mens die op vier, twee en drie benen gaat? Vergeef mij, Desiderius Erasmus, als ik uit de toon val ten opzichte van mijn medezangers en ouderwets ben in deze sneldichttijd. Vergeef me dat ik, als ik ernstig poog te zijn, ook de komieke indruk die ik maak, blijf zien. Vergeef mij nog eens als ik in Rotterdam eindig met de Lof der Zotheid. Maar als humanisme mijn liefde heeft, wat doe ik dan verkeerd als ik onze blik op de gekooide mensheid richt? Als ik mijn landgenoten van de dichterswereld wijs op de waarde en het belang van vroegere, grootsere pogingen om de mens te typeren? Als ik aandacht vraag voor de verrichtingen van onze ongeëvenaard creatieve, historische voorouders, zodat we ons misschien gedwongen voelen om onze tijd te eren met producten die met de hunne kunnen concurreren? Dingen scheppen die betekenis hebben voor onze tijd en de tijden die nog komen?
Doorluchtige leden van de Stichting Poetry International
Mededichters
Poëzieminnaars
Dames en heren.
De poëzie moet verdedigd worden. Ook de middelmatige poëzie die wij nu voortbrengen, opdat de poëzie blijft leven en wij ernaar streven betere dichters te worden, epische dichters, in staat om poëzie voort te brengen die eist om verdedigd te worden.
Dank je wel Klio, voor je gezelschap. Ik ga nu op zoek naar een offerschaap.