Poem

HERINNERING AAN ADRITSENA

Vooral dat hondegeblaf 's nachts uit het dal
bleef je bij, warm was de nacht daar
en zonder auto's. Soms riep er een uil,
een zwervende roep. Dacht je toen aan de mannen
op het marktplein bij de plataan? nee,
je genoot van de stilte, de slapeloosheid,
geestelijk was je in het donker, luisterend
nauwelijks lichaam. Dat bleef je bij.
De tempel na lange rijtocht die ochtend,
niemand was er dan in je verbeelding
als geur noch gedaante een godheid,
zijn sfeer slechts. Met geiten, geen herders,
verspreid op de flanken van hogere bergen,
de tempel een leegstaande woning zo eenzaam -
dat bleef je bij - maar mooi, haast heilig.

Nu je herinnering, hier, op dit vlakke
groninger land, in dit huis op de wind,
onherbergzaam: hier ben je als iemand
die thuis is, niet bang voor wat komt
wil je zijn, al denk je daar vaak aan.
Maar dan, om in te slapen, is er
Andritsena,
met beelden die overnemen
van jou het bestaan.


original title: 'HERINNERING AAN ADRITSENA'




« back to the poet