Poem

Vandaag

`Wat zullen we doen?'
Uit de dunne regen
van deze jaren negentig komen we binnen
in ons aller gelegenheid, een ergens waar
we hartstochtelijk zullen moeten bewegen
op ons eenvoudige ritme. Want wij zijn niemand
om mee te beginnen.
En het wordt tijd,
het wordt onze tijd: we zoeken iemand
om dringend aan te raken, een bacchante
onder bacchanten, een blondine, een gevaar
dat in ons vlees van een ander snijdt,
dat onze koude Europese ogen opwindt
tot de ochtend van onze eenzelvigheid.
Maar
dat was gisteren en dat was vorig jaar:
vandaag wil ik hier, op dit schiereiland,
mijn eigen stem verheffen, ook al is er
niets dan de stilte die tussen ons hangt,
niets dan de regen die over de daken
van Antwerpen trekt. Het zij zo.
Desondanks
liep ik in een romantisch landschap. Water,
waarin mijn naam was opgeschreven, rimpelde
in de lentewind. Schapen hadden hun lammeren
lief in een wei, moeders achter kinderwagens
hun kind. En het werd avond in dat voorjaar:
ik hoorde de noodzakelijke nachtegaal.
Toen
deed deze dag mijn ogen open: een duif
zat in de regen op een tak, roerloos bereid
weg te zeilen, als het hem in zijn boom
aan iets ontbrak. En hij verhief zich sloom,
een lichaam dat laveerde door het heden
tot hij uit het gezicht verdween.
Geen droom,
geen heimwee naar de onsterfelijkheid
bewoog hem.
`Wat moeten wij doen vandaag?'



original title: 'Vandaag'




« back to the poet