Poem

Hoe een gitaar op een stoel kan liggen

Daar ligt hij op een keukenstoel,
niet eens speciaal scheef,
klaar voor akkoord of foedraal
of om herkend te worden.

En merk met hoe weinig
een toeschouwer toe kan:
wat lengte van zijn snaren,
beetje boog van zijn kast,
hoek van zijn kam, twee, drie knoppen,
vier letters van de naam van zijn maker.

Van een andere kant moet ik hem
ook wel eens gezien hebben:
rustig alleen in een etalage of op
een podium toen er iemand bij zat,
vandaar dat ik van zijn vorm
in die keuken voldoende bij
kan passen - genoeg fragmenten
voor de hele gitaar.

Kijken is optellen in goed vertrouwen:
dit is de voorkant van een lepeltje,
dan zal de achterkant er ook wel zijn,
onder dat tafelblad
zitten de poten,
een deur en niet eens de gedachte
dat iemand in de gang
hem open zal doen.


original title: 'Hoe een gitaar op een stoel kan liggen'




« back to the poet