Poem

Het huis

Niet lang duurde het breken van ons huis.
De serre bleef nog even zweven
en gaf een doorkijk op het leven:
met elke kamer opende een kluis.

De schoorsteenmantel ligt vreemd andersom,
en zichtbaar werd de binnenkant van muren.
Verborgenheid kan nu niet langer duren.
Tot heel de buurt zeggen de resten: `kom'.

(Twintig jaar Times viel met doffe klap
neer in het puin. Alsof bewezen
moest dat hier iedereen kon lezen.
Er zitten slakken aan de wenteltrap.)

Het stof trekt langzaam van de bouwval op.
Nu weten we: wij waren koningskinderen,
voordat de kou valt moeten wij een woning vinden.
Buurmeisjes spelen in de kelder met mijn pop.


original title: 'Het huis'




« back to the poet